Bijbels Kernbegrip – Overtuiging
Het kennen van de Bijbelse kernbegrippen rondom de bekering zijn van levensbelang. Dan bedoel ik niet alleen met het verstand, maar met ons hart. Het gaat toch over onze eeuwige toekomst? Dan moeten we wel weten dat we zalig zijn. Wat hoort er allemaal bij de echte bekering? Wat maakt iemand mee? Met een moeilijker woord is dat: de bevinding van een kind van God. Dat klinkt heel gewichtig. Maar als we beseffen wat het betekent, is het eenvoudig. Bevinding is: het ervaren wat God in het hart werkt. Sommigen houden niet van ‘bevinding’ of een ‘bevindelijke prediking.’ De één vindt het teveel op de mens gericht. Het is ‘de mens en zijn ervaringen.’ De ander is bang dat zijn geestelijke ervaringen niet overeen komen. Dus ik wil twee kaders noemen. Als eerste is bevinding noodzakelijk. De geestelijke ervaring. Het is onmogelijk dat iemand zalig wordt zonder zulke ervaringen. Het is net zo onmogelijk dat een ziek iemand genezen is zonder een ervaring daarvan. Als dat wel is, dan mogen we de waarheid van het proces wel in twijfel trekken. Het tweede kader is dat het wezenlijk is dat deze bevinding overeenkomt met wat er in de Bijbel staat. Terecht zijn sommigen bang voor onbijbelse bevindingen. Allerlei mystieke ervaringen die niet in de Schrift staan. Ook moet de bevinding verbonden zijn aan het kennen van de Heere Jezus. Het moet hem of haar gaan om de Heere Jezus, niet om zijn eigen ervaringen. Dat bewaart voor iets dat op de mens gericht is.
Elementen van de ware Bekering
Nu komt de vraag naar boven: wat ervaart iemand in de bekering? Daarvoor gebruiken we verschillende begrippen. Een goede basis vinden we in de Romeinen brief: uitverkiezing, roeping, rechtvaardiging en verheerlijking (Rom. 8:29-30). Ik wil deze volgorde van begrippen gebruiken:
Kernbegrip | Tijd | Omschrijving |
overtuiging | Proces | Kennen van het zondige hart en levenswandel |
roeping | Moment | De woorden van de Bijbel of preek gaan spreken |
wedergeboorte | Moment | Ontvangen van nieuw geestelijk leven |
geloof | Moment/Proces | Vertrouwen in Jezus als enige Redder van zonde |
rechtvaardiging | Moment | Vrijgesproken van zonde voor God en recht op eeuwig leven |
bekering | Proces | Afkeren van de zonde en terugkeren tot God |
heiliging | Proces | Proces van vernieuwing van de mens |
verheerlijking | Proces | Mens zondeloos gemaakt en volmaakt eren van God |
Misschien wel moeilijke begrippen. Dat wordt in de komende nieuwsbrieven hopelijk wel helder. Let wel dat deze termen niet ‘los van elkaar verkrijgbaar’ zijn. Het is onmogelijk dat iemand wel wedergeboren is, maar geen heiliging kent. Als God iemand bekeerd, zal die ook alles ontvangen. Ook zijn sommige termen nog sterker aan elkaar gelinkt. Ze gebeuren op hetzelfde moment. Ik heb dit met kleuren duidelijk gemaakt. Alles op hetzelfde moment, heeft dezelfde kleur. Wel heb ik bekering en heiliging apart gezet van de rechtvaardiging. Waarom? Ze beginnen op hetzelfde moment, maar zijn twee processen die door blijven gaan. We gaan het eerste begrip onderzoeken: de overtuiging.
Overtuiging
Waarom is de overtuiging van zonde nodig? Wat gebeurt er dan? Maar ook, wat is het doel hiervan?
De noodzaak
De noodzaak van overtuiging komt door het probleem van de mens. Ieder mens is zondig. Sommigen leven zich uit in de zonde. Ze stelen, vloeken, zijn dronken of gebruiken verdovende middelen. Ze rekenen totaal niet met God. Anderen zijn godsdienstig en netjes. Ze gaan naar de kerk, bidden, lezen hun Bijbel en geloven dat God bestaat. Maar het grootste probleem is dat deze mens niet beseft dat hij doodziek is. Ten diepste is hij dood. Geestelijk dood. Maar deze ‘ziekte’ breekt hem net zo lang af totdat hij sterft. Hij is op weg naar de eeuwige rampzaligheid. Daar krijgt hij de volledige straf op zijn zondige leven. Hij zal altijd pijn lijden en wroeging voelen. Maar de mens van nature beseft dit niet. Hij is er aardig goed aan toe. De mens die zich uitleeft, heeft plezier. Hij drinkt en feest het wel weg. Maar spreekt dat stemmetje in zijn geweten nooit? Heeft hij werkelijk rust? De kerkelijke mens ‘doet’ het aardig goed met zijn leven. Hij bidt immers? Hij leest de Bijbel? Hij doet toch zijn best om in de hemel te komen? Zou God niet genadig zijn? Zo sust hij zichzelf in slaap. Soms spreekt zijn geweten: zo kan het toch ook niet? Maar als hij dan kijkt wat hij allemaal doet, is hij aardig tevreden. Wat is er dan nodig? Dat God die mens overtuigd van zijn zondige leven en hart. Hij moet weten dat hij er heel slecht aan toe is. Hij moet beseffen dat hij geen eigen middelen heeft voor zijn behoud. Hij kan niet aan de straf op de zonde voldoen. Hij kan er niet voor betalen. Wat is de overtuiging dan? Dat deze mens gaat beseffen: Zonder Gods redding ben ik verloren. Is de overtuiging noodzakelijk? Sommigen zeggen dat het zonder kan; “Als de mens naar Jezus vlucht, dan is hij behouden.” Is dat juist? Nee. Wat is het probleem? Zonder overtuiging gaat de zondaar nooit op zoek naar redding. Hij zal nooit de betaling nodig hebben voor de straf op zijn zonden. Daarmee is de overtuiging absoluut noodzakelijk. Zonder overtuiging zal er ook geen bekering komen. “Maar,” zal iemand zeggen, “wordt het dan geen voorwaarde om tot de Heere Jezus te komen?” Nee. De Bijbel is helder. Eenieder mag, en moet zelfs, tot Jezus komen voor behoud. Maar het probleem is hij niet komt, tenzij hij zijn zonde bemerkt.
Ervaring tijdens Overtuiging
Wat merkt iemand tijdens overtuiging? Maakt God iemand bang? Moet hij ineens doen waar hij geen zin in heeft? Dat is soms wel het beeld. God zou iemand dwingen om zich te bekeren, maar hij heeft daar helemaal geen zin in. Nee! Zo werkt het bij de echte overtuiging niet. Dat begint met berouw over de zonde. In de term berouw zit het woord “rouw.” Hij rouwt dus. Waarover? Hij is bedroefd over de verkeerde dingen die hij gedaan heeft. Hij is verslagen (Hand. 2:37). Het voelt pijnlijk. Net zo’n pijn alsof er iemand is overleden. Dan is zijn vraag: “Waarom ben ik zo verkeerd geweest? Waarom heb ik dat gedaan?” Maar het gaat dieper. Het gaat niet alleen om de dingen die hij doet, maar om wie hij is. Zijn hart is verkeerd. Echt berouw komt vanuit het hart. Dan wil iemand ten diepste ook niet anders. Hij wil erover huilen. Dat gaat vergezeld met tranen. Dit kan wel per persoon verschillen. Dat heeft te maken met iemands karakter. De ene persoon is meer uitgesproken dan de ander. De één huilt meer van binnen. De ander maakt zijn kussen dag en nacht nat met zijn tranen. Toch ligt er een zoetigheid in deze overtuiging. Zoals de Bijbel zegt, is het een “droefheid naar God die een onberouwelijke bekering werkt tot zaligheid” (2 Cor. 7:10). Hoe kan dit? Vanwege de liefde.
Het tweede, en ook belangrijkste, kenmerk van de echte overtuiging is liefde. Het komt vanuit een liefde tot God. Hij ziet niet zomaar dat hij verkeerd is. Nee. Hij heeft verkeerd gedaan tegen een goede God. Die zorgt altijd voor hem. Daar is hij tegenin gegaan. Hij zondigde tegen de liefde. Hij trapte God op het hart. Dat maakt het berouw zo bitter. Hij voelt dat hij verkeerd gedaan heeft. Een voorbeeld is als een kind ineens beseft dat hij zijn moeder pijn heeft gedaan. Dan vindt hij het niet erg als hij daarover moet huilen. Nee. Het gaat immers om zijn lieve moeder? Die heeft hij zeer gedaan. Zo ook in het geestelijke. Als iemand echte zondekennis krijgt, dan heeft hij God pijn gedaan. Heel veel pijn. Ook ziet hij dat God hierdoor heel boos is. Met een moeilijk woord “vertoornd.” Hij moet het weer goed maken. Hij moet in een rechte verhouding komen met God. Hij is schuldig. Maar hoe komt het goed? Daarvoor moet betaald worden. Hij probeert eerst zelf heel veel manieren. Hij vlucht bij de zonde weg. Hij bidt. Hij gaat Bijbel lezen. Hij heeft tranen. Maar dat helpt allemaal niet om af te betalen. Als het werkelijk bij God vandaan komt, kan de zondaar hier niet in rusten. Hij moet een oplossing hebben. Maar die is niet in zichzelf te vinden.
Een ander kenmerk is een afkeer van de zonde. Dit is onlosmakelijk verbonden met het echte berouw over de zonde. Als iemand daarover echt pijn voelt, dan wil hij niet langer zondigen. Nee, dit is niet zoals de duivel zegt een ‘moeten.’ Het is geen ‘ketting om zijn nek.’ Zo werkt God niet. Maar deze afkeer komt vanuit het hart. Een voorbeeld. Stel dat iemand altijd verdorven vlees at. Hij merkte dit niet, want zijn neus werkte niet goed. Op een dag is zijn neus genezen. Nu pas merkt hij de stank van het verdorven vlees. Krijgt hij dan geen afkeer van dit vlees? Natuurlijk! Wat is het verschil? In het vlees? Nee. Maar zijn reukorgaan werkt weer. Zo ook geestelijk. Zijn geestelijke ‘neus’ gaat weer werken zoals het hoort. Daardoor ‘ruikt’ hij de verdorven geur van de zonde. Daarom is hij gewillig om er afstand van te doen. Dit zegt de Bijbel ook, “Uw volk zal zeer gewillig zijn op den dag Uwer heirkracht” (Ps. 110:3). Maar afstand nemen van de zonde gaat niet in één keer. God gaat hierin stap voor stap. Het kan voor de zondaar een enorme worsteling zijn om zijn leven te beteren. Het wordt een strijd. Wat moet hij leren? Dat hij vanuit zichzelf niet tegen de kracht van de zonde opgewassen is. Dat hij een Ander nodig heeft.
Doel van de Overtuigingen
Als laatste is de overtuiging van zonde niet genoeg voor het behoud. Het is geen doel op zichzelf. Net zo min dat een patient tevreden kan zijn als de dokter hem alleen zegt dat hij doodziek is. Het moet verder dan dat. Voor mij is dit een grote zorg dat binnen de behoudende flank. Een deel neemt genoegen met zondekennis alleen. Dat blijkt soms ook uit de prediking. De zonde wordt gelukkig wel gepreekt, maar Christus is afwezig. Ik durf te zeggen: beide zijn fataal! Wat is er nodig? Laten we weer denken aan een dokter. De patient moet weten wat het geneesmiddel is. Hij moet ook gebruik maken van dat middel. Dan pas zal er genezing optreden. Zo is het geestelijk ook. De zondaar moet kennis krijgen aan de Heere Jezus. Het is noodzakelijk om de toevlucht te nemen tot Hem. Dat zeggen ook onze Dordtse vaderen. Zondaren worden alleen zalig door het evangelie van de Heere Jezus.1 Dit zeggen ook onze kanttekeningen, “[Een droefheid die] God aangenaam is en de zondaar tot God brengt; wanneer namelijk het hart van de zondaar daarover oprecht bedroefd is, dat hij God zijn Vader door zijn zonde vertoornd heeft, met een vertrouwen van de vergeving derzelve door Christus Jezus, vergezelschapt met een vast voornemen van de zonde te vluchten” (Kanttekening 2 Cor. 7:10). De echte zondekennis heeft dus altijd een doel. Het zorgt ervoor dat iemand zo overtuigd wordt van zijn zonde en schuld dat hij de Heere Jezus als de enige Zaligmaker nodig heeft.
Als samenvatting kunnen we stellen dat overtuiging van zonde noodzakelijk is. Als dat niet gebeurt, zal iemand nooit tot de Heere Jezus komen. De ware overtuiging kent drie elementen: er komt een echt berouw vanuit het hart. Het komt voort vanuit de liefde, en er komt een wegvluchten van de zonde. De zondekennis staat niet op zichzelf, maar bij het echte werkt, zorgt het ervoor dat iemand tot de Heere Jezus komt. Alleen op die manier is iemand behouden. Daarom nog enkele vragen die we onszelf moeten stellen. Kennen wij deze droefheid over de zonde? Zien we dat de zonde een goeddoend God zeer doet? Proberen we, met alle gebrek, ook van de zonde te vluchten? Als dat niet zo is, laten we dan haast maken met onze bekering! Hoe dan? Vraag aan God om uw eigen hart te leren kennen. Hij wil zeker aan dit verzoek voldoen. Belijd alle zonden, geen enkele uitgezonderd. Denk na over wie u werkelijk bent in het licht van de Tien Geboden. Ga de geboden één voor één langs. Hoe vaak heeft u deze geboden overtreden? Mediteer ook over de goedheid van God. Hoe vaak heeft u Hem al niet op het hart getrapt? Als laatste, besef dat de zondekennis zelf, de tranen, en het gebed u niet zalig maken. Dit kan alleen door de enige Redder en Verlosser, de Heere Jezus Christus!
1 “Hetgeen dan noch het licht der natuur, noch de wet doen kan, dat doet God door de kracht des Heiligen Geestes, en door het woord of de bediening der verzoening, welke is het Evangelie van den Messias, waardoor het God behaagd heeft de gelovige mensen, zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament, zalig te maken” (Dordtse Leerregels, Hoofdstuk 3/4, paragraaf 5).